
Sporen extraheren, toevoegen en verplaatsen
U kunt een nieuwe film aanmaken op basis van een of meerdere sporen van een andere film, zonder het oorspronkelijke filmbestand te wijzigen. Zo kunt u bijvoorbeeld het geluid van een bestaande film voor een nieuwe film gebruiken. Dit doet u door de gewenste sporen te extraheren.
U kunt geëxtraheerde sporen ook aan bestaande films toevoegen.
Een spoor extraheren en eventueel aan een andere film toevoegen
- Kies 'Venster' > 'Toon filmkenmerken'.
- Selecteer de gewenste sporen en klik op 'Extraheer'.
U kunt meerdere sporen selecteren door de Shift-toets ingedrukt te houden terwijl u klikt.
Er wordt door QuickTime een nieuwe film aangemaakt met de geëxtraheerde sporen.
- Om de geëxtraheerde sporen aan een andere film toe te voegen, selecteert u de film (of het gedeelte van de film waarin u de media wilt plakken) en kiest u 'Wijzig' > 'Voeg toe aan film'.
Wanneer u een spoor toevoegt aan een film, blijft de lengte van het spoor ongewijzigd. Als u bijvoorbeeld een geluidsspoor van tien seconden aan een film van één minuut toevoegt, wordt het geluidsspoor gedurende tien seconden afgespeeld, te beginnen bij de positie in de film waar u het geluidsspoor hebt toegevoegd.
Als u de grootte van een spoor wilt aanpassen zodat het tot een bepaalde lengte wordt uitgerekt of ingekort, versleept u de in- en uitmarkeringen van de doelfilm om de duur voor het nieuwe geluidsspoor te selecteren. Vervolgens kiest u 'Wijzig' > 'Voeg toe aan selectie en pas grootte aan' in stap 3. Bij het aanpassen van de grootte van audiosporen kan de geluidssnelheid veranderen (de toonhoogte blijft bij het afspelen van de film in QuickTime Player ongewijzigd). U kunt ervoor kiezen om het beeld toe te voegen aan het geluid en de beeldsnelheid daarbij aan te passen aan de lengte van het geluid. U bereikt het beste resultaat wanneer u de lengte van de twee sporen vooraf vergelijkt en een van de sporen inkort, zodat beide sporen dezelfde lengte hebben.